Gezellig, samen een spelletje doen. Maar naarmate het spel vordert komt er stemverheffing, teleurgestelde geluiden, beschuldigingen van vals spelen misschien. En voor je het weet vliegt het bordspel om je oren. Of rent je kind huilend het voetbalveld af en wil het niet (“nooit!”) meer meedoen. Je kind kan overduidelijk niet tegen zijn verlies. Wat is normaal gedrag en hoe kun je je kind het beste helpen leren omgaan met de frustraties die komen kijken bij verliezen? Waarom is zo nu en dan verliezen heel nuttig?
Normale fase in de ontwikkeling
Veel kinderen beginnen vanaf een jaar of 4 te begrijpen hoe een spel met simpele spelregels gespeeld kan worden. Later komt dan het wedstrijdelement om de hoek kijken. Winnen, daar draait het om! En lukt dat niet, dan is het spel vaak al snel niet leuk meer. Het kind moet nog leren omgaan met de vervelende gevoelens die het kan hebben als het even niet zo goed gaat. En dat gaat niet van de ene dag op de andere, dat kost tijd en ervaring. Tot een jaar of 8, 9 komt het nog heel veel voor dat kinderen niet goed tegen hun verlies kunnen.
Waarom verliezen zo rot voelt
Het doel van een spel of sport is winnen. Wanneer dat niet lukt of gaat zoals je kind dat had bedacht voelt dat niet fijn. Daar zijn verschillende redenen voor:
- Falen. De missie is niet gelukt, je kind voelt dat hij gefaald heeft. “Ik kan dit niet” of erger nog “ik kan ook helemaal niks”. Dit is een aanslag op zijn zelfvertrouwen.
- Het gaat niet zoals hij wil. Het loopt niet zoals gepland. Hij had bedacht te gaan winnen, maar krijgt zijn zin niet. Ook bij ander soort tegenslagen kan je kind hier last van hebben (hij wil een croissantje bij de bakker, maar na de lange wandeling blijken ze uitverkocht.)
- Ambitieus. Hij heeft hoge, misschien té hoge doelen gesteld. Hij heeft heel erg zijn best gedaan tijdens de extra trainingen afgelopen tijd, maar nu is die wedstrijd toch verloren. Als de verwachtingen van je kind hoog waren is de teleurstelling des te groter.
Reacties op verlies
Sommige kinderen reageren boos. Gaan schreeuwen of gooien. Ze maken ruzie over de spelregels, proberen zelf vals te spelen of beschuldigen anderen van vals spelen. Andere zijn vooral heel verdrietig en lopen huilend weg. Er zijn kinderen die doen alsof het ze niets uitmaakt. Een prima verdedigingsmechanisme op het eerste gezicht: als je niet erg je best doet om te winnen, of de lat veel lager legt, voelt het ook niet als een grote domper als je niet slaagt. Maar pas op dat de lat niet steeds té laag wordt gelegd. Als een kind alleen nog maar mee wil doen wanneer hij zeker weet te zullen slagen en uitdagingen vermijdt is dat een slechte houding voor groei.
Niet willen verliezen is geen slechte eigenschap
Heel graag willen winnen, en het (dus) vervelend vinden dat dat niet is gelukt, daar is op zich niets mis mee. Als een kind zich erg naar voelt onder het verlies geeft dat vaak alleen maar aan dat hij super gemotiveerd is en graag zijn doelen wil bereiken. Dat is helemaal geen slechte eigenschap! Kijk maar eens naar topsporters. Zonder hun doorzettingsvermogen en ambitie waren ze veelal niet aan de top gekomen.
Niet tegen zijn verlies kunnen wordt pas lastig als het kind niet goed weet hoe er mee om te gaan en op een verkeerde manier reageert. Hij moet leren incasseren en met zijn emoties om leren gaan op een goede manier, zonder direct op te geven. En jij kunt daarbij helpen.
10 tips om je kind te helpen beter tegen zijn verlies te kunnen
Hoe kun je je kind het beste begeleiden? Hieronder 10 tips.
- Samen een spelletje doen is gezellig. Door thuis samen met je kind gezelschapsspelletjes te spelen, leert je kind dat een spelletje niet alleen om winst of verlies gaat. Belangrijker dan winst zijn de gezelligheid, het onderlinge contact en gewoon een leuke tijd hebben met het spelen zelf.
- Help teleurstelling te accepteren en toon begrip. Leg aan je kind uit wat er gebeurt tijdens het spelletje. ‘Jij bent boos/verdrietig/teleurgesteld dat je verloren hebt. Daarom vind je het spelletje niet meer zo leuk. Dat begrijp ik heel goed, ik wil ook graag winnen. Maar het belangrijkste is dat we leuk samen spelen. Misschien gaat het volgende keer beter.’
- Probeer zo veel mogelijk de nadruk te leggen op de gezelligheid en zo min mogelijk aandacht te geven aan winst of verlies. Geef zelf het goede voorbeeld. “Jammer dat ik verloren heb, maar ik vond het wel heel leuk om samen een potje memory te doen.”
- Kies eerst spelletjes waarbij geluk of toeval een belangrijke factor is. Je kind ziet dat iedereen op zijn beurt de dobbelstenen mee of tegen heeft. Dat voelt minder als persoonlijk falen dan wanneer het om een spel gaat als dammen.
- Beperk het competitie-element, bijvoorbeeld een coöperatief spel waarbij je met alle spelers een bepaald doel moet halen. Je wint of verliest dus niet van elkaar, maar met elkaar. Zo staat samenwerking centraal.
- Je kunt er ook voor kiezen de lat wat lager te leggen door vooraf een ander doel te stellen dan pure winst. Bijvoorbeeld door als doel te stellen geen laatste te worden van de groep, of om minimaal 3 stenen van de ander te slaan.
- Pas de regels van het spel aan, desnoods, of spreek samen nieuwe regels af. Wanneer het spelen (weer) leuk is, kun je langzaam het wedstrijdelement terugbrengen en terug naar het oorspronkelijke spel.
- Complimenteer je kind over zijn gedrag wanneer het goed gaat! Als hij gezellig meedoet en niet boos wordt bijvoorbeeld. Prijs zijn inzet en doorzettingsvermogen wanneer hij je ziet dt hij niet opgeeft al staat hij achter en kost het hem moeite.
- Vergelijk kinderen niet met elkaar, dat werkt competitiedrang in de hand en werkt averechts op een toch al onzeker kind.
- Leer je kind dat verliezen nuttig is. Het gaat niet om het einddoel maar de reis er naar toe. Zeker bij een tactisch spel of een sport leer je door heel vaak spelen en juist ook door verliezen hoe je het spel steeds beter kan spelen.